Prinsjesdag 2020
Category:Nieuwsbrieven
Op Prinsjesdag 2020 heeft het kabinet zijn plannen voor het komende jaar bekendgemaakt. Wat zullen de plannen voor u betekenen?
Voor meer informatie met betrekking tot de wijzigingen verwijzen wij u naar de bijlage. Deze bijlage is opgesteld door het Register van Belastingadviseurs.
Wij hebben hieronder een paar items opgesomd die veranderen per 1/1 2021.
Wijzigingen voor ib-ondernemingen
Beperking aftrek ondernemingsfaciliteiten
Vorig jaar kondigde het kabinet voor de komende jaren een versobering van de aftrekposten voor ondernemers aan. Deze versobering leidt in 2021 opnieuw tot een verdere beperking van het tarief, waartegen ondernemers bepaalde posten kunnen aftrekken. Deze posten zijn met ingang van 1 januari 2021 nog maar aftrekbaar tegen een tarief van 43% (in 2020 was dit 46%), tegenover een toptarief van 49,5%. Het tarief voor de aftrek bouwt de komende jaren verder af met 3%-punt per jaar tot uiteindelijk het tarief in de laagste tariefschijf in box 1. Voor 2021 bedraagt de laagste tariefschijf 37,10%.
De aftrekbeperking geldt voor de volgende aftrekposten:
- zelfstandigenaftrek;
- aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk;
- meewerkaftrek;
- startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid;
- stakingsaftrek;
- mkb-winstvrijstelling.
Verlagen zelfstandigenaftrek
Het kabinet kondigde in 2019 aan de zelfstandigenaftrek in de komende negen jaar te verlagen van € 7.280 naar € 5.000 in 2028. In het Belastingplan stelt het kabinet voor om de afbouw van de zelfstandigenaftrek te versnellen. De zelfstandigenaftrek wordt vanaf 1 januari 2021 verlaagd met € 360 per jaar, in plaats van € 250. Vanaf 1 januari 2028 bedraagt deze verlaging € 390, naar uiteindelijk € 3240 in 2036. Vanaf 1 januari 2021 bedraagt de zelfstandigenaftrek dus € 6.6707. Doel van de verlaging van de zelfstandigenaftrek is het verkleinen van de fiscale verschillen tussen werknemers en zelfstandigen.
Verhogen overdrachtsbelasting niet-woningen
Het kabinet stelt voor om de overdrachtsbelasting voor niet-woningen vanaf 1 januari 2021 te verhogen met 2%-punt. Het tarief gaat hierdoor van 6% naar 8%. Vanaf 2021 bent u over de verkrijging van onder andere bedrijfsgebouwen 8% overdrachtsbelasting verschuldigd.
Vrije ruimte werkkostenregeling (WKR)
U mag als werkgever onbelaste vergoedingen geven aan uw werknemers. U moet dan wel binnen de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR) blijven. In 2021 bedraagt deze vrije ruimte 1,7% (in 2020 is dit 1,7% van de eerste € 400.000 van de loonsom van alle medewerkers samen. Is de totale loonsom hoger dan € 400.000? Dan geldt een percentage van 1,18%.
Let wel, als gevolg van de coronacrisis is de ruimte voor 2020 eenmalig en tijdelijk verhoogd naar 3% voor de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom van alle medewerkers samen. Deze tijdelijke verhoging krijgt nu ook een wettelijke grondslag.
Auto’s van de zaak
Met betrekking tot de auto van de zaak treden er een aantal fiscale wetswijzigingen op. Zo gaat het bijtellingspercentage voor het privégebruik van een elektrische auto van de zaak per 1 januari 2021 opnieuw omhoog. Het bijtellingspercentage van 8% gaat naar 12%. Deze 12% geldt tot een cataloguswaarde van € 40.000. Boven dit bedrag geldt het ‘normale’ percentage van 22%. Het bijtellingsvoordeel voor elektrische auto’s wordt ieder jaar verder afgebouwd.
Verduidelijking kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
Investeert u als ondernemer in bedrijfsmiddelen? Dan heeft u recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). De hoogte van de aftrek is afhankelijk van het investeringsbedrag in het betreffende kalenderjaar. In de rechtsspraak is er de afgelopen jaren onduidelijkheid ontstaan over de toepassing van de investeringsaftrek. In het Belastingplan 2021 zijn enkele voorbeelden ter verduidelijking opgenomen. Deze gaan over de berekeningswijze van de investeringsaftrek in het geval van samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld een maatschap, vof of cv), in combinatie met investering in buitenvennootschappelijk vermogen. Ook verduidelijkt het kabinet situaties waarin een ondernemer in meerdere ondernemingen investeert. In het wetsvoorstel wijkt het kabinet af van de benaderingen van de Hoge Raad in haar arresten van 24 mei 2019 en 1 mei 2020. Twee situaties:
Situatie 1: Berekening KIA bij investeringen in samenwerkingsverband in combinatie met investeringen in buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen.
Een belastingplichtige die onderdeel uitmaakt van een samenwerkingsverband heeft recht op een evenredig deel van de KIA. Deze evenredigheid bedraagt zijn aandeel in het investeringsbedrag ten behoeve van het samenwerkingsverband, vermeerderd met de investeringen in het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen, afgezet tegen het totaal van de investeringen van alle deelnemers (voor het samenwerkingsverband) en de buitenvennootschappelijke investering van de belastingplichtige.
Een rekenvoorbeeld zorgt voor verduidelijking. Stel A participeert samen met B in een VOF. Allebei zijn gerechtigd voor 50% tot de (over)winst van de VOF. De VOF investeert voor € 40.000 in bedrijfsmiddelen waarvoor recht op KIA bestaat. Daarnaast investeert A voor € 60.000 in zijn buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen. Op grond van de samentelbepaling bedraagt het investeringsbedrag € 100.000. Dit zorgt ervoor dat de KIA wordt bepaald op € 16.307 (2020). Het investeringsbedrag van A bedraagt € 80.000 (50% x 40.000 + 60.000). A heeft hier recht op een evenredig gedeelte van het maximale bedrag aan KIA van € 16.307. Dit bedraagt € 13.046 (€ 80.000 / € 100.000 x € 16.307).
Situatie 2: Berekening KIA bij investeringen in meerdere ondernemingen van de belastingplichtige
Voor het bepalen van de hoogte van de KIA gaat het kabinet uit van het investeringsbedrag per onderneming van een belastingplichtige.
Fiscale vrijstelling TOGS- en TVL-uitkeringen
Ondernemers die in bepaalde sectoren actief zijn, konden een eenmalige uitkering aanvragen voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van de coronamaatregelen, de zogenoemde TOGS-regeling. Verder is in 2020 nog een regeling in het leven geroepen voor een tegemoetkoming in de vaste lasten van mkb-ondernemingen, de TVL-regeling. Eerder heeft het Ministerie van Financiën al aangegeven dat TOGS- en TVL-regelingen onbelast zijn. Deze vrijstelling krijgt nu een wettelijke basis.
Wijzigingen voor particulieren
Tarieven inkomstenbelasting
Box 1
In 2020 is een begin gemaakt met de (versnelde) invoering van een tweeschijvenstelsel. Vanaf 2021 krijgt dit zijn definitieve vorm. Door het tweeschijvenstelsel ontstaat een meer proportionele heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
De tarieven voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd zijn als volgt:
|
2020 |
2021 |
1e schijf |
37,35% |
37,10% |
2e schijf |
49,50% |
49,50% |
|
|
|
Inkomen schijf 1 |
€ 0 – € 68.507 |
€ 0 – € 68.507 |
Inkomen schijf 2 |
> € 68.507 |
> € 68.507 |
De tarieven voor AOW-gerechtigden wijken licht af van bovenstaande tabel, omdat zij geen AOW-premie betalen. Zij behouden ook na 2021 drie schijven.
Box 2
In box 2 vallen inkomsten uit een zogenaamd aanmerkelijk belang (meestal een aandelenbelang van 5% of hoger). Hierbij kunt u denken aan dividenduitkeringen en winsten behaald bij verkoop van aanmerkelijkbelangaandelen. Het box 2-tarief stijgt in 2021 van 26,25% naar 26,9%. Dit was al aangekondigd in het Belastingplan 2020.
Heffingskortingen
De twee belangrijkste heffingskortingen, namelijk de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, blijven inkomensafhankelijk, maar de maximumbedragen worden in 2021 verhoogd. Het maximum van de algemene heffingskorting bedraagt in 2021 € 2.837. Voor de arbeidskorting bedraagt het maximum in 2021 € 4.205.
Het kabinet bouwt deze heffingskortingen de komende jaren wel sneller af. Het gemiddelde afbouwpercentage van de algemene heffingskorting bedraagt in 2020 5,672% en wordt in 2021 verhoogd naar 5,977%. Voor de arbeidskorting blijft het afbouwpercentage de komende jaren 6%. De afbouw van de algemene heffingskorting dan wel de arbeidskorting begint bij een inkomen van € 21.043 (in 2020 € 20.711) respectievelijk € 35.652 (in 2020 € 34.954).
Het maximum van de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt vanaf 1 januari 2021 verlaagd naar € 2.815. De maximale ouderenkorting stijgt naar € 1.703 en de alleenstaande ouderenkorting naar € 443.
Verlaging aftrekposten
Sinds een aantal jaren verlaagt het kabinet stapsgewijs het maximale tarief waartegen kosten voor de eigen woning mogen worden afgetrokken. Het gevolg is dat de hypotheekrente vaak niet meer aftrekbaar is tegen het hoogste tarief dat voor u van toepassing is, maar tegen een lager tarief. In 2021 is aftrek nog maximaal mogelijk tegen 43%.
Sinds 1 januari 2020 geldt een soortgelijke stapsgewijs toenemende aftrekbeperking voor andere aftrekposten. Deze posten zijn in 2021 nog maar aftrekbaar tegen maximaal 43%. Het gaat onder andere om de volgende aftrekposten:
Voor ondernemers:
- zelfstandigenaftrek;
- aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk;
- meewerkaftrek;
- startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid;
- stakingsaftrek;
- mkb-winstvrijstelling.
Voor aanmerkelijkbelanghouders:
- terbeschikkingstellingsvrijstelling.
Voor particulieren:
- terbeschikkingstellingsvrijstelling;
- uitgaven voor onderhoudsverplichtingen (alimentatie);
- uitgaven voor specifieke zorgkosten;
- weekenduitgaven voor gehandicapten;
- scholingsuitgaven;
- aftrekbare giften;
- restant persoonsgebonden aftrek van voorgaande jaren.
Eigen woning
Het eigenwoningforfait, het bedrag dat u voor uw eigen (koop)woning bij uw inkomen moet tellen, ziet er voor 2021 als volgt uit:
WOZ-waarde meer dan |
Maar niet meer dan |
2021 |
– |
€ 1.110.000 |
0,50% |
€ 1.110.000 |
– |
2,35% |
Wijzigingen box-3
In box 3 wordt een vermogensinkomstenbelasting geheven op basis van een forfaitair rendement (een wettelijk vastgesteld percentage). Dit staat al jaren ter discussie, omdat de lage rente op spaargeld ervoor zorgt dat de verschuldigde inkomstenbelasting soms hoger is dan het behaalde rendement. Het kabinet onderzoekt mogelijkheden om het box-3 stelsel op lange termijn te hervormen. Het gaat hier om fundamentele wijzigingen, die veel tijd kosten. Op korte termijn zal er naar verwachting geen wezenlijke hervorming komen.
Om een groot gedeelte van de spaarders en kleine beleggers tegemoet te komen, gaat het heffingsvrije vermogen van € 30.846 (2020) per partner vanaf 2021 omhoog naar € 50.000. Fiscale partners kunnen dus gezamenlijk € 100.000 aan spaargeld en/of beleggingen bezitten zonder dat zij hier belasting over betalen. Daarnaast past het kabinet de schijfgrenzen aan. De tweede schijf begint bij een box 3-vermogen van € 100.000. De derde schijf start bij € 1.000.000. Het belastingtarief in box 3 stijgt daarentegen per 2021 van 30% naar 31%.
Effect toeslagen
Een aanpassing van het heffingsvrije vermogen, en daarmee de omvang van de grondslag in box-3, heeft invloed op inkomens- en vermogensafhankelijke toeslagen. Het wetsvoorstel bevat maatregelen om deze effecten te voorkomen.
Wijziging overgangsregeling levensloopregeling
De levensloopregeling staat sinds 1 januari 2012 niet meer open voor nieuwe deelnemers. Wel konden levenslooptegoeden hoger dan € 3.000 (per 31 december 2011) worden voortgezet. Het uitgangspunt is dat de aanspraak uit een lopende levensloopregeling, direct voorafgaand aan de AOW-datum of de ingangsdatum van het ouderdomspensioen belast wordt. De aanspraak is dan belast als loon uit vroegere dienstbetrekking. Op grond van het huidige overgangsrecht zou een niet opgenomen aanspraak uiterlijk 31 december 2021 in de heffing worden betrokken. Deze datum wordt vervroegd naar 1 november 2021.
Woning- en vastgoedmarkt
Het kabinet heeft ook een aantal belastingplannen gepubliceerd die vanaf 2021 invloed hebben op de woning- en vastgoedmarkt. Wij zetten ze voor u op een rij.
Wijzigingen overdrachtsbelasting
Vanaf 2021 zijn er verschillende wijzigingen in de overdrachtsbelasting, die zowel starters op de woningmarkt raken als beleggers in onroerende zaken.
Koopt u een bedrijfspand voor eigen gebruik? Dan betaalt u in 2021 8% overdrachtsbelasting. Voorheen was dat 6%.
Belegt u in woningen of andere vastgoedobjecten? Dan betaalt u in 2021 8% overdrachtsbelasting. Voorheen was dat 2% voor woningen en voor andere vastgoedobjecten 6%.
Starters op de woning markt tot 35 jaar betalen geen overdrachtsbelasting.
Bent u geen starter en koopt u een eigen woning, dan betaalt u het tarief van 2%.
Eenmalige huurverlaging voor huurders met lager inkomen
Veel huurders zijn door de coronacrisis in een financieel lastige situatie beland. Het kabinet komt deze huurders tegemoet. Zittende huurders met een gereguleerd huurcontract en met een inkomen tot aan de voorheen maximale inkomensgrens, krijgen eenmalig het recht op een huurverlaging tot de aftoppingsgrens. In het wetsvoorstel zijn twee mogelijkheden opgenomen:
- huurverlaging op initiatief van de woningcorporatie; en
- huurder dient zelf een verzoek in tot huurverlaging.
De verhuurderheffing die grotere verhuurders (meer dan vijftig woningen) verschuldigd zijn, wordt vanaf 2021 verlaagd van 0,562% naar 0,526%. Deze verlaging is bedoeld om woningcorporaties financiële ruimte te geven om de huren voor huurders met een laag inkomen te verlagen.
Aanpassing voorwaarden NSW-landgoederen
De Natuurschoonwet 1928 (NSW) is van groot belang voor het behoud van het natuurschoon op landgoederen. Recentelijk is de regeling voor natuurschoonlandgoederen geëvalueerd. Naar aanleiding daarvan treedt met ingang van 1 januari 2021 een nieuw besluit in werking. Dit besluit bevat de voorwaarden waaraan landgoederen moeten voldoen om als NSW-landgoed in aanmerking te komen.
Het Belastingplan 2021 bevat overgangsrecht voor NSW-landgoederen die al zijn gerangschikt, maar door de gewijzigde voorwaarden niet langer als NSW-landgoed in aanmerking komen. Voor deze onroerende zaken blijven nog maximaal tien jaar de huidige voorwaarden gelden.
Wijziging toeslagenstelsel
De plannen van het kabinet bevatten de eerste verbeteringen en alternatieven in het toeslagenstelsel. Het kabinet zet in op drie pijlers:
- het versterken van de menselijke maat in het toeslagenstelsel;
- het verbeteren van de praktische rechtsbescherming van burgers; en
- het voorkomen van schrijnende situaties door het verlies van toeslagen als gevolg van partnerschap.
Door middel van diverse maatregelen in het wetsvoorstel probeert het kabinet de uitvoerbaarheid van het toeslagstelsel te verbeteren.
Mocht u naar aanleiding van een onderwerp nog een toelichting wensen, neem gerust contact met ons op.