Monthly Archives: januari 2016

  • -

Contante giften voor goed doel straks niet meer aftrekbaar

Category:Nieuwsbrieven

Staatssecretaris Snel van Financiën heeft in een Kamerbrief aangegeven dat contante giften voor goede doelen in de toekomst
niet meer aftrekbaar zijn als het aan het kabinet ligt. Deze giften zijn namelijk veel te moeilijk te controleren door de Belastingdienst.

Read More


  • -

Uw zzp-er werkt via een intermediair, goed geregeld?

Category:Nieuwsbrieven


Over zzp’ers en intermediairs

Sinds de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) niet meer bestaat, zijn zelfstandigen steeds vaker op zoek naar constructies om te voorkomen dat ze door de fiscus als werknemer worden aangemerkt.
Waar moet u als opdrachtgever dan op letten?

Innovatief, dat wel… Sinds de VAR niet meer bestaat, zijn opdrachtgevers op zoek naar wegen om het risico dat een zzp’er achteraf als werknemer wordt aangemerkt, zoveel mogelijk te voorkomen.
Een trendy manier die regelmatig wordt gekozen, is het werken via een intermediair.

‘Ik doe zaken via een intermediair’

Een opdrachtgever, u bijvoorbeeld, sluit een overeenkomst met een intermediair en betaalt die ook.
De intermediair sluit vervolgens een modelovereenkomst met de zzp’er voor de door hem of haar te verrichten werkzaamheden.
De zzp’er gaat vervolgens aan het werk bij u als opdrachtgever.

Na afloop daarvan ontvangt u een factuur voor de verrichte werkzaamheden van de intermediair, die dit bedrag (na aftrek van zijn eigen fee) aan de zzp’er doorbetaalt.
De opdrachtgever heeft dus geen eigen afspraken met de zzp’er en loopt dus geen risico als werkgever te worden aangemerkt. Of toch wel?

Helaas, het werken met een intermediair is niet waterdicht.
De Belastingdienst bekijkt dit soort constructies bovendien met een extra kritisch oog.

Ook via intermediairs aan de slag?

Werkt u op deze manier? Houd dan rekening met het volgende:
1. doe nooit rechtstreekse betalingen aan de zzp’er.
Let op: hieronder valt niet alleen het gewone salaris, maar ook extraatjes, cadeautjes en dergelijke, die als loon aangemerkt kunnen worden. Waarom? Om fiscaal als werknemer aangemerkt te worden, moet er sprake zijn van directe factoren naast elkaar; persoonlijke arbeidsverplichting, werkgeversgezag en loon. Ontbreekt elke vorm van loon aan de werknemer of aan een door de werknemer aan te wijzen derde, dan kan er geen sprake zijn van werknemerschap;
2. de intermediair sluit een modelovereenkomst met de zzp’er om te voorkomen dat de zzp’er als zijn werknemer wordt aangemerkt.

Let op: een modelovereenkomst geldt alleen wanneer de voorwaarden ook daadwerkelijk worden nageleefd.
Stel dat de afspraak in de modelovereenkomst is dat de zzp’er zich verzekert, dan moet dat ook inderdaad het geval zijn.

Of, stel dat bepaald is dat de zzp’er met eigen materialen werkt, dan moet dit ook daadwerkelijk gebeuren. De intermediair moet hierop toezien.
Let op: Check of u alle benodigde informatie heeft.
En vraag ook af en toe (bijvoorbeeld een keer per jaar) hoe de intermediair het bepaalde in de modelovereenkomst controleert en wat de uitkomst is van dat onderzoek met betrekking tot de zzp’ers die bij u rondlopen.

Intermediair is niet opdrachtgever?

Als achteraf blijkt dat de intermediair niet de opdrachtgever van de zzp’er is geweest, maar de werkgever, dan had de intermediair loonheffingen moeten afdragen op basis van de vergoeding van de zzp’er.
Is dat uw probleem? Ja, soms wel.
Als de intermediair deze loonheffingen niet kan betalen, dan kan de Belastingdienst aankloppen bij diegene die gebruik heeft gemaakt van de diensten van de zzp’er, en dat bent u.
U kunt dan, behalve de factuur van de intermediair ook nog eens opdraaien voor een aanslag door de Belastingdienst voor de loonheffingen (en eventueel de btw).
Dubbele kosten dus, terwijl u het goed geregeld dacht te hebben! Dubbel zuur dus.


  • -

Kleineondernemersregeling verandert (KOR)

Category:Nieuwsbrieven

De kleine ondernemersregeling (KOR) in de btw-regelgeving verandert per 1 januari 2020.

In plaats van een belastingvermindering komt er een btw-vrijstelling.
Deze kunt u gebruiken als uw omzet onder de 20.000 euro blijft.
De huidige regeling is een belastingvermindering en gebaseerd op het bedrag aan af te dragen btw.
U kunt deze regeling in 2019 nog gebruiken. Dit kan als het saldo van ontvangen btw minus betaalde btw minder is dan 1.883 euro per jaar.
U draagt dan minder of soms zelfs helemaal geen btw af.
De KOR kunt u alleen gebruiken als natuurlijk persoon (eenmanszaak) of bij samenwerking van natuurlijke personen (vof of maatschap).

Omzetgerelateerd vanaf 2020

Vanaf 2020 is een omzetgerelateerde vrijstelling omzetbelasting van kracht.
Deze kunt u gebruiken als de omzet exclusief btw in een kalenderjaar niet hoger is dan 20.000 euro.
Hiervoor tellen alle leveringen en diensten mee die zonder toepassing van de nieuwe KOR met btw belast zijn.
Voor het bepalen van de omzetgrens telt ook de btw-vrijgestelde omzet mee uit:
levering en verhuur van onroerende zaken
financiële diensten
verzekeringsdiensten

De omzet uit andere btw-vrijgestelde diensten telt niet mee voor de omzetgrens.
Hieronder vallen bijvoorbeeld medische diensten, sportdiensten en diensten door schrijvers en journalisten.

Vrijwillige regeling

Iedere ondernemer, ongeacht de rechtsvorm, kan voor de nieuwe vrijstellingsregeling kiezen.
Dit geldt ook voor een vereniging of stichting.
U mag dan geen btw op uw leveringen berekenen. De btw op kosten (voorbelasting) mag u ook niet aftrekken.
U mag een beperkte btw-administratie bijhouden en hoeft geen btw-aangifte in te dienen.Uw keuze geldt voor minimaal 3 jaar, of tot de 20.000 euro omzet overschrijdt.

Overschrijden van 20.000 euro-grens

Maakt u meer dan 20.000 euro omzet in een kalenderjaar?
Dan moet u btw berekenen vanaf de levering waarmee u de 20.000 euro-grens overschrijdt.
Vanaf dat moment moet u ook weer de normale btw-administratie bijhouden.
De omzet voor overschrijding blijft vrij van btw.
De volgende 3 jaar kunt u geen gebruik maken van deze regeling.

Is nieuwe KOR voor u interessant?

Voldoet u aan de voorwaarden? Dan kan het gebruik van de nieuwe KOR u gemak bieden.
U hoeft geen btw-administratie meer bij te houden en ook geen btw-aangifte meer te doen.
Kijk hier of de nieuwe KOR voor u interessant is.

Gaat u een investering doen?

Dan kunt u als u de nieuwe KOR gebruikt, de btw op die investering niet verrekenen als voorheffing.

Hebt u in de afgelopen 5 jaren btw op investeringen als voorheffing afgetrokken?
Dan krijgt u te maken met een herziening van de btw als de afgetrokken btw gedeeld door 5 jaren meer is dan 500 euro.
U moet dat bedrag aan btw dan terugbetalen.
Voor investeringen in onroerend goed rekent u met 10 jaren.

Verhuurt u een pand btw-belast?
Dan kunt u de nieuwe KOR niet gebruiken.

Heeft u veel zakelijke klanten?
Bij gebruik van de nieuwe KOR kunt u geen btw op inkopen en zakelijke kosten verrekenen.
Uw ‘inkoopprijs’ wordt dus hoger. Om dezelfde marge te houden moet u uw verkoopprijs-zonder-btw verhogen.
Voor zakelijke klanten wordt uw product dan minder interessant.

Hebt u vooral particulieren en organisaties die geen btw kunnen verrekenen als klant?
Bij dezelfde verkoopprijs als vóór gebruik van de nieuwe KOR wordt uw marge hoger.
Dan is de nieuwe KOR interessant voor u.

Hebt u buitenlandse klanten of transacties waarbij de btw is verlegd?
Dan moet u toch aangifte omzetbelasting doen.
Lees hierover meer op de website van de Belastingdienst.

Twijfelt u nog? Laat u door ons adviseren.

Gebruikmaken van nieuwe regeling
Wilt u de nieuwe kleine-ondernemersregeling vanaf 2020 gebruiken?
Kom dan in actie. Zorg dat uw aanmelding vóór 20 november binnen is bij de Belastingdienst.
Hebt u onder de huidige KOR een ontheffing van administratieve verplichtingen?
Dan gaat u automatisch over naar de nieuwe regeling.
Daarover hebt u van de Belastingdienst al een brief gekregen.
Meer informatie over de nieuwe KOR vindt u op de website van de Belastingdienst.


Bron: belastingdienst


  • -

WET WIEG (wet Invoering Extra Geboorteverlof) ingrijpende wijziging vanaf juli 2020.

Category:Nieuwsbrieven

Sinds 1 januari 2019 zijn de twee dagen kraamverlof en drie dagen ouderschapsverlof voor partners vervangen door geboorteverlof.
Nu is dit één keer de wekelijkse arbeidsduur. Per 1 juli 2020 komt hier nog vijf weken aanvullend geboorteverlof bij.
Dit is geregeld in de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG).

De werkgever betaalt tijdens dit geboorteverlof het loon van de werknemer volledig door (100%).
Partners kunnen het geboorteverlof direct na de geboorte opnemen, maar dit mag ook later zolang het binnen de eerste vier weken na de bevalling is.
Er mogen geen voorwaarden gesteld worden aan de opname van dit verlof.

Aanvullend geboorteverlof

Per 1 juli 2020 komt hier nog een aanvullend geboorteverlof van maximaal vijf werkweken bij.
De partner krijgt dan een uitkering van UWV van 70 procent van het dagloon. Hiervoor geldt een maximum van 70 procent van het maximumdagloon.
Wilt u medewerker hiervan gebruik maken, dan zalm u dus een aanvraag bij het UWV moeten indienen.

Ook voor dit verlof is de arbeidsduur per week het uitgangspunt.
Een parttimer die drie dagen per week werkt, heeft recht op maximaal vijf maal drie dagen aanvullend geboorteverlof.
Werknemers moeten dit verlof opnemen in het eerste half jaar na de geboorte.
Voorwaarde is verder dat de partner eerst het geboorteverlof van eenmaal het aantal werkuren per week opneemt.

Daarnaast moet de werknemer het aanvullende geboorteverlof in hele weken aanvragen.
In overleg met de werkgever mag hij of zij het aanvullend verlof over een langere periode dan vijf weken spreiden.
Werknemers mogen ook minder dan vijf weken aanvullend geboorteverlof opnemen.
Bij een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang mag de werkgever in overleg met de medewerker de verlofdagen anders inroosteren.

Adoptie- en pleegzorgverlof en ouderschapsverlof

Verder is vanwege de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) het adoptie- en pleegzorgverlof voor ouders per 1 januari 2019 verlengd van vier naar zes weken.
Hiervoor blijft een uitkering van UWV gelden ter hoogte van 100 procent van het dagloon.
Daarnaast blijft het onbetaalde ouderschapsverlof gewoon bestaan, met uitzondering van de drie eerder genoemde dagen die vervallen.
Ouders kunnen ouderschapsverlof opnemen tot de achtste verjaardag van het kind.
Het betreft onbetaald verlof van 26 keer het aantal arbeidsuren per week.

Doelen van de WIEG

De nieuwe wetgeving moet ervoor zorgen dat vaker en langer geboorteverlof voor partners normaal wordt.
Dit moet leiden tot een betere binding tussen partner en kind.
Andere doelen van de WIEG zijn meer zorg door de partner voor het kind en een meer evenwichtige werk-privébalans.
Daarnaast moeten vrouwen er meer ruimte door krijgen voor deelname aan de arbeidsmarkt.
Houdt voor uw planning en rooster rekening met het aanvullende geboorteverlof in 2020.

Medewerkers met een partner die een kind krijgt, zult u dan vaak meerdere weken moeten missen.


  • -

Deponeringsverplichting stichtingen in aantocht

Category:Nieuwsbrieven

Op 30 juni jl. is de brief van de ministers van Financiën en Veiligheid, waarin ingrijpende wijzigingen in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (wwft) en aanverwante regelgeving staan, bekend gemaakt.
Deze wijzigingen kunnen voor stichtingen lastenverzwaring met zich meebrengen.

Verplicht de balans bij het handelsregister deponeren

Stichtingen zijn in het algemeen niet verplicht jaarlijks een financiële verantwoording bij het handelsregister te deponeren, tenzij sprake is van commerciële stichtingen.
Een aantal jaren geleden is voorgesteld om hier verandering in te brengen, maar uiteindelijk zijn de veranderingen toen beperkt gebleven tot Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s ).
Om voor fiscale faciliteiten in aanmerking te komen dienen ANBI’s aan bepaalde eisen te voldoen, onder andere publicatie van de financiële gegevens.

Het kabinet heeft recent aangekondigd dat alle stichtingen verplicht zullen zijn de balans en de staat van baten en lasten bij het handelsregister te deponeren.
De veronderstelling van het kabinet is dat daarmee misbruik van financieel-economische aard kan worden tegen gegaan.
Dit voorjaar is al een conceptwetsvoorstel transparantie maatschappelijke organisaties geconsulteerd, waarin een dergelijk voorstel was opgenomen. Het wetsvoorstel wordt na de zomer verwacht.

Ons advies
Wij adviseren not-for-profit organisaties de ontwikkelingen goed te volgen en mede met het oog op de lastenverzwaring die dit voorstel met zich mee kan brengen tijdig richting de politiek te reageren.

(Bron: Mazars)


  • -

Wijziging WW-premie: zo komt u in aanmerking voor het lage tarief

Category:Nieuwsbrieven

Vanaf 1 januari 2020 wijzigt de wachtgeldpremie (WW). Vanaf dan betaalt u als werkgever een hoge WW-premie bij een tijdelijk dienstverband en een lage premie bij een vast dienstverband. Het verschil tussen het hoge en lage tarief zal 5% zijn. Ontdek hoe u in aanmerking kunt komen voor het lage tarief.

De wijziging in de WW-premie maakt onderdeel uit van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB). De overheid wil zo het aanbieden van vaste arbeidscontracten aantrekkelijker maken.

Wilt u voor het lage WW-tarief in aanmerking komen? Zorg er dan voor dat:

  • arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd worden afgesloten,
  • deze arbeidsovereenkomsten zwart-op-wit staan, én
  • er vaste uren in de arbeidsovereenkomst staan (dus geen flexwerk).

Dus heeft uw medewerker een contract voor bepaalde tijd, een flexcontract en/of heeft u geen arbeidsovereenkomst zwart-op-wit? Dan geldt voor u het hoge tarief. Dit kost u 5% extra over het salaris van de medewerker, dus dit zorgt voor een flinke kostenpost.

Wel in vaste dienst, geen schriftelijke arbeidsovereenkomst?

Heeft u een medewerker in vaste dienst, maar is er geen arbeidsovereenkomst op papier vastgelegd? Dat kan bijvoorbeeld ontstaan doordat diegene na meerdere tijdelijke contracten in vaste dienst is gekomen. Zorg er dan voor dat u deze overeenkomst alsnog opstelt, vóór 1 januari 2020.

Het is raadzaam om hierover het gesprek aan te gaan met uw medewerker. Voor hem kan dit een belangrijk en spannend moment zijn. U kunt samen elkaars rechten en plichten vastleggen. En wie weet wilt u in het contract ook eventuele onderlinge afspraken opnemen, zoals over vrije uren en flexibel werken.

Een medewerker met min-maxcontract?

Heeft u een medewerker in dienst met nu nog een min-maxcontract? Ook dan kunt u ervoor zorgen dat u in 2020 in aanmerking komt voor het lagere tarief. Denk er bijvoorbeeld eens aan om uw medewerker dit jaar een vaste arbeidsovereenkomst aan te bieden, met het minimale aantal uren dat hij of zij werkt.

Hierbij geldt het lage tarief. Dit biedt u als werkgever financieel voordeel én uw medewerker meer vastigheid. U kunt daarbij een tweede contract opstellen: een flexcontract. Hierin staan de overige, flexibele uren. Voor dit contract geldt het hoge tarief.

(Bron: Accon AVM


  • -

Bijtelling elektrische auto omhoog

Category:Nieuwsbrieven

De bijtelling voor het privégebruik van elektrische auto’s van de zaak stijgt, een jaar eerder dan aangekondigd, per 2020 van 4% naar 8%. Dit staat in de plannen voor het klimaatakkoord die het kabinet heeft gepresenteerd.

Bijtelling en elektrische auto van de zaak

De hogere bijtelling gaat gelden voor nieuwe elektrische auto’s tot een cataloguswaarde van € 45.000. Over de meerwaarde betalen uw werknemers dan 22%. Voor overige auto’s geldt vanaf 1 januari 2017 nog steeds het standaardbijtellingspercentage van 22%. 

Verhoging bijtelling elektrische auto

De verhoging van de bijtelling voor elektrische auto’s is nog niet definitief, maar naar verwachting gaat dat dit jaar wel gebeuren. Wij houden u op de hoogte.

(Bron: ABAB)


  • -

Wet herziening partneralimentatie is aangenomen.

Category:Nieuwsbrieven

Per 1 januari 2020 verandert de termijn hoe lang partneralimentatie moet worden betaald. De Tweede Kamer had dit voorstel al goedgekeurd en zojuist / op 21 mei jl. heeft de Eerste Kamer het voorstel aangenomen.   

Wat verandert er per 1 januari 2020?

De periode waarover partneralimentatie moet worden betaald wordt korter. Op dit moment gaat de wet nog uit van een duur van maximaal 12 jaar. Voor partneralimentatie die vanaf 1 januari 2020 wordt vastgesteld geldt:

  • de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar.

Dus als u 6 jaar getrouwd bent geweest, betaalt u maximaal 3 jaar alimentatie voor uw ex-partner en als u 12 jaar getrouwd bent geweest betaalt u de maximale 5 jaar.

Twee wettelijke uitzonderingen

Op de nieuwe regel worden twee wettelijke uitzonderingen gemaakt:

  1. langdurige huwelijken;
  2. huwelijken met jonge kinderen.

Ad 1. Langdurige huwelijken:

  • Als u langer dan 15 jaar getrouwd bent geweest, en uw ex-partner is ten hoogste 10 jaar jonger dan de AOW-leeftijd, dan wordt de duur van de partneralimentatie maximaal 10 jaar.
  • Bent u 50 jaar of ouder en langer dan 15 jaar getrouwd geweest, dan is de maximumduur ook 10 jaar. Let op: dit is een tijdelijke regeling.

Ad 2. Huwelijken met jonge kinderen:

Bij huwelijken met kinderen, die de leeftijd van 12 jaar nog niet hebben bereikt, wordt de duur van de partneralimentatie maximaal 12 jaar.

Schrijnende gevallen

Bij de zogeheten schrijnende gevallen is afwijking van bovengenoemde bepalingen mogelijk. De rechter kan dan op verzoek van de alimentatiegerechtigde een nadere termijn vaststellen.

Mediation bij echtscheiding

Los van deze nieuwe wettelijke bepalingen die gaan gelden, blijft het mogelijk om via een mediationtraject op maat gemaakte afspraken te laten vastleggen. Die afspraken komen vaak in een kort tijdsbestek in goed overleg tot stand en sluiten precies aan bij de situatie en wensen van de mensen die uit elkaar gaan.

(Bron: Flynth)

 


  • -

Geen rechtsherstel BOX 3: Wat eraan vooraf ging

Category:Nieuwsbrieven

15.000 belastingplichtigen gaven in 2014 gehoor aan de oproep van de Bond voor Belastingbetalers om bezwaar te maken tegen de vermogensrendementsheffing van dat jaar. Al jaren is het volgens de Bond namelijk niet meer mogelijk om de 4 procent rendement zonder risico te halen. Op 7 september 2016 zijn zij daarom gestart met een juridische procedure. 5 rechtbanken, 3 gerechtshoven en de Hoge Raad hebben zich er inmiddels over uitgesproken. Tot op heden is er echter geen rechtsherstel geboden. Is het Europese Hof voor de Rechten van de Mens de volgende stap?

‘Belastingdruk van meer dan 100% niet uitzonderlijk’

Bij de invoering van de vermogensrendementsheffing in 2001 werd vastgesteld dat een rendement van 4 procent op privaat vermogen zonder enig risico haalbaar was. Over dit veronderstelde forfaitaire rendement van 4 procent zou 30 procent belasting worden geheven. De realiteit is dat het rendement op spaar- en banktegoeden al jaren onder de 1 procent schommelt. Momenteel is dit zelfs nog hooguit 0.15 procent. Dit betekent dat een aanzienlijk deel van de box 3-belastingplichtigen belasting betaalt over een rendement dat zij nooit hebben ontvangen. “Een belastingdruk van boven de 100 procent is niet meer uitzonderlijk”, aldus Jurgen de Vries, voorzitter van de Bond voor Belastingbetalers.

Ongerechtvaardigde inbreuk op eigendomsrecht

De rechtsvraag van de Bond is of de box 3-heffing (zeker voor spaarders) leidt tot een ongerechtvaardigde inbreuk op het eigendomsrecht. Verschillende uitspraken hebben geen eenduidig antwoord gegeven op de rechtsvraag. Op het niveau van de rechtbanken werd het Ministerie van Financiën in het gelijk gesteld. In hoger beroep werden belangrijke punten van de Bond voor Belastingbetalers erkend. Het Hof Amsterdam oordeelde zelfs dat de box 3-heffing in strijd was met het recht op eigendom, maar bood geen rechtsherstel.

Hoge Raad bevestigd onrecht, maar zet het niet recht

De Hoge Raad heeft onlangs bevestigd dat in 2013 en 2014 het veronderstelde rendement in box 3 niet haalbaar was. Het rechtsherstel moet volgens de Raad echter geboden worden door de wetgever. De Bond voor Belastingbetalers stelt er alles aan te doen om de wetgever aan te sporen de box 3-heffing met Prinsjesdag te herzien. Het lijkt echter uitgesloten dat de box 3-heffing met terugwerkende kracht wordt aangepast. Mogelijk wil de Bond hiertoe nog stappen ondernemen via het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.

Standpunten Bond voor Belastingbetalers

De bereidheid van het kabinet om iets te doen aan de ‘onrechtvaardige’ box 3-heffing wordt door de Bond voor Belastingbetalers in twijfel getrokken. Wat zijn hun standpunten om te onderbouwen dat de vermogensrendementsheffing van 4 procent niet haalbaar is?

  1. Box 3 is een inkomstenbelasting, geen vermogensbelasting
    De vermogensrendementsheffing (box 3) is een inkomstenbelasting en geen vermogensbelasting, stelt De Vries. “Het is een heffing over een veronderstelde (forfaitaire) opbrengst uit sparen en beleggen. Hierbij staat centraal dat niet het bezit van vermogen belastbaar is, maar juist het inkomen uit vermogensbestandsdelen.  De parlementaire geschiedenis van box 3 is glashelder over deze definitie van de vermogensrendementsheffing. En omdat box 3 uitgaat van een veronderstelde heffing op het inkomen uit vermogen, dient het forfait volgens de wetgever het daadwerkelijk genoten inkomen zoveel mogelijk te benaderen. Hetgeen nu niet het geval is.”
  2. De wetgever heeft de 4 procent in box 3 tevens bedoeld als netto rendement
    “Iedereen die de zaak serieus bestudeert, kan concluderen dat de wetsgeschiedenis niet eenduidig is over het feit of het forfaitaire rendement een reëel of nominaal rendement beoogt te zijn. Er is echter wel een strekking te vinden in de overgeleverde documenten en stenogrammen”, stelt De Vries. “Staatssecretaris Menno Snel beweert hoog en laag dat het forfait gebaseerd is op nominaal rendement. Toenmalig minister Zalm heeft echter zelf gezegd dat het forfait een benadering zou moeten zijn van de werkelijke netto opbrengsten uit vermogen. Ook heeft het ministerie van Financiën al eerder een waarschuwing gekregen van de Hoge Raad dat dat een forfait in een inkomstenbelasting de werkelijke inkomsten zo veel mogelijk moet benaderen.”

Het ministerie van Financiën geeft volgens de Bond verder aan dat bij het beoordelen van de haalbaarheid van 4 procent de inflatie geen rol speelt. Bij de invoering van de vermogensrendementsheffing in 2001 was de wetgever volgens de Bond echter duidelijk: de box 3-norm betreft een netto rendement op vermogen. Het betreft een belastingheffing die het daadwerkelijk genoten inkomen uit vermogen zoveel mogelijk dient te benaderen, waarbij inflatie is meegewogen bij het beoordelen van inkomen.

  1. Bovenstaande leidt tot het volgende standpunt, namelijk dat het ministerie van Financiën steeds nieuwe normen voor box 3 definieert en de waarheid naar hun hand zet.
    “Dit blijkt uit meer aspecten”, aldus De Vries. Bij de keuze van het forfait zijn bijvoorbeeld Nederlandse staatsobligaties (met destijds een rendement van 4,6 procent) als uitgangspunt genomen. De Bond stelt dat het hen verwondert dat het ministerie nu beweert dat voor de beoordeling van het rendement van 4 procent naar alle box 3-bezittingen gekeken moet worden. Het kabinetsstandpunt dat vastgoed en beursaandelen risicovrije beleggingen zijn, is in strijd met het uitgangspunt van box 3.

De Hoge Raad heeft in het verleden gesteld dat voor het beoordelen van de rechtmatigheid van box 3 gekeken moet worden naar een langere reeks van jaren. “Maar wat is een langere reeks van jaren? Wij stellen dat die langere reeks van jaren in 2001 begint, bij de invoering van box 3. De staatssecretaris zegt bij de Hoge Raad dat de langere reeks van jaren 100 jaar is. Als dan die 4 procent niet haalbaar is, dan pas zou de wetgever in moeten grijpen. Hiermee maakt de staatssecretaris de bewijslast vrijwel onhaalbaar.”

 

  1. Bovendien is de rentevoet voor overheidsinvesteringen inmiddels al tot 2 keer verlaagd, wat aantoont dat er misbruik wordt gemaakt van het kennisverschil tussen wetgever en burger.
    De Bond stelt dat de rentevoet voor het bepalen van de eigen overheidsinvesteringen in 1999 gekoppeld is aan het box 3-rendement van 4 procent. Zowel in 2007 als in 2015 heeft de minister van Financiën de norm voor de uitgaven echter verlaagd. In 2007 naar 2,5 procent en in 2015 naar 0 procent. Voor box 3-belastingplichtigen bleef de norm al die tijd echter onveranderd op 4 procent.

Hiervan vindt de Bond voor Belastingbetalers dat de minister van Financiën misbruik maakt van het kennisverschil tussen de wetgever en de gewone belastingplichtige burgers. “Bij de herziening van box 3 besloot hij dit misbruik voortgezet te exploiteren. Deze situatie betekent dat er van de zijde van de wetgever sprake is van het verzaken van de zorgplicht voor de belastingplichtige, van kwade trouw, een schending van de zogenoemde ‘fair balance’ en dat het handelen van de Staat evident van iedere redelijkheid ontbloot is.”

  1. De regering weet al langere tijd dat de box 3-heffing niet haalbaar is.
    In 2013 heeft de Commissie van Dijkhuizen berekend dat er voor 2001-2012 een gemiddeld globaal draagkracht-verminderend resultaat geldt van -15,5 procent cumulatief voor box 3. De spaarder met een ton op zijn rekening, zag zijn koopkracht met 5,8 procent verminderen. De belastingplichtige met 250.000 euro had 17,3 minder te besteden en belastingplichtigen met 500.000 euro leden een reëel verlies van 29,4 procent. De wetgever weet dus al sinds 2013 dat het forfait van 4 procent reëel risicovrij rendement al sinds 2001 onhaalbaar is geweest en belastingplichtigen ernstig heeft geschaad.

Bron:  Nextens